Na talloze omzwervingen eindelijk weer thuis en te zien op de tentoonstelling van Gestolen Voorwerpen in het Egyptisch Museum van Cairo. Gegoten in plastic en beschilderd als ‘nep souvenir’ glipte deze kop van farao Amenhotep III in 1992 door de douane op het vliegveld van Cairo. Het brein achter de smokkel was een Engelse restaurateur met de fictieve naam Jonathan Tokeley-Parry. De sculptuur vond zijn weg naar de Frederick Schultz Ancient Art Gallery in NYC.
Om er een legale status aan te geven verzon Tokeley-Parry samen met Schultz een spookcollectie van een oude Engelse familie, de zogenaamde Thomas Alcock Collectie uit 1920 waarvan de kop deel zou uitmaken. Schultz was als consultant voor antikiteiten van president Bill Clinton een man van gewicht. Toen hij een egyptoloog vroeg om er een wetenschappelijk artikel over te publiceren, werd daar prompt gehoor aan gegeven. Ingebed in deze context lag de weg open voor de verkoop.
Hij bood het stuk in de museumwereld aan voor 2,5 miljoen USD, maar nam tenslotte genoegen met 1,2 miljoen van een particuliere koper die het gebruikte als onderpand voor een banklening. Eind jaren 90 liepen Schultz en Tokeley-Parry tegen de lamp en verdwenen achter de tralies. Het duurde nog eens tien jaar voordat de oudheid eind 2008 officieel aan Egypte werd teruggegeven.